“Ik kan goed dingen uitvinden en ik speel gitaar, maar dat kan ik nog niet zo goed.”

Als je de juf van groep 4 vraagt: wat is nu echt een kind van 7 jaar? Dan wijst ze op Jeffrey.

 

“Ik kan goed dingen uitvinden en ik speel gitaar, maar dat kan ik nog niet zo goed.”

Ontwikkeling

Jeffrey is een uitvinder. Hij houdt van dingen bouwen, hij wordt daar ook steeds handiger in. Jeffrey werkt nog volop vanuit zijn verbeelding, maar is zich al meer bewust van het verschil tussen fantasie en werkelijkheid. Hij vindt het gele huis dat hij heeft getekend zelf best een gek huis. Dus hij bedenkt er een verhaal bij waarom het huis geel is met een rond dak. En even later zit zijn hele groepje speciale huizen voor speciale bewoners te tekenen. Jeffreys vrienden worden voor hem steeds belangrijker. Hij houdt van samen dingen doen en bedenken.

Ze spelen vaak dat ze politieagenten en boeven zijn, het worden al hele verhalen. Jeffrey vergelijkt zichzelf nu ook met anderen. Hij krijgt in de gaten wat hij wel en nog niet zo goed kan, en dat er meer verschillen zijn tussen hemzelf en anderen: in kunnen, in uiterlijk, in denken, in doen. Hij krijgt ook oog voor de verschillende rollen die mensen hebben, en herkent dat hun uiterlijk en gedrag daarbij past.

Wat gaat Jeffrey vooral ontdekken en ontwikkelen binnen cultuureducatie?

Jeffrey experimenteert en ontdekt, hij ontwikkelt zijn fijne motoriek en kan al meer weergeven wat hij wil. Hij kan ook gericht experimenteren en onderzoeken. Iets proberen, het nog eens proberen, het nog eens van een andere kant bekijken. Hij ontdekt meer details in de dingen die hij ziet en maakt. Jeffrey is nieuwsgierig naar wat zijn klasgenootjes maken en wat zij daarbij bedenken. Hij staat open voor alles wat hij ziet en beleeft. Hij vindt het fantastisch als de leerkracht voorleest en leeft zich helemaal in. Verhalen over andere landen en andere tijden vindt hij interessant. Hij laat zich heel gemakkelijk meenemen in de fantasie van een voorstelling, maar hij is zich er meer bewust van dat het fantasie is. Hij kan het soms niet laten te zeggen ‘dat is niet echt’. 

“Jeffrey heeft een dansvoorstelling gezien over een piraat. In de dansles komen we erop terug, hij vertelt over wat hij gezien heeft. Sommige dingen kan hij tot in detail benoemen. Toen we daarna de gymzaal omgebouwd hadden tot het pirateneiland van de piraat riep Jeffrey: “Ja, maar de gymzaal is toch geen echt eiland?!”Om vervolgens wel zelf als een echte piraat aan het bewegen te gaan.”

Jeffrey ontdekt dat hij van muziek houdt, hij kan hele liedteksten meezingen en hij gaat zelf liedjes bedenken. Hij kan nog niet zo goed verwoorden wat hij voelt en denkt en meemaakt. Maar hij houdt ervan om daar samen met de andere kinderen nieuwe woorden voor te vinden. Woorden zijn mooi om mee te spelen, om mee te rijmen, om te schrijven, te lezen en om grapjes mee te maken.

“In de voorstelling ‘OP REIS’ van Jazz4kids zit een lied waarbij de kinderen een dier mogen bedenken, en dan iets wat dat dier eet. Soms zijn de kinderen heel trouw aan de werkelijkheid. Roept het ene kind ‘hond’, dan roept de ander ‘brokjes’. Maar soms zit er een kind als Jeffrey in de zaal, dat begrijpt dat er ook grapjes gemaakt kunnen worden. Als het ene kind dan ‘olifant’ roept, roept Jeffrey gauw: ‘een patatje met poep’. De toon is dan gezet en er komen steeds leukere taalgrappen uit de zaal.”

Wat vraagt dat van de leerkracht?

Jeffreys juf geeft opdrachten waarbij de kinderen nieuwe ervaringen opdoen en ruimte hebben om zelf te experimenteren. Ze stimuleert Jeffrey om tot eigen vondsten en oplossingen te komen.

“Toen we na het bezoek aan de molen terugkwamen in de klas, gaf ik de kinderen aansluitend tijd om vrij te spelen. Een aantal kinderen speelt dan direct alles na wat ze gezien hebben. Met blokken wordt de molen nagebouwd en de muis piept door de klas. Maar Jeffrey en zijn beste vriend gaan gelijk aan het tekenen, ze plakken hun tekeningen aan elkaar tot een panorama. Ik bekeek hun panorama en vroeg hen wat zij dachten over de hele wereld van vroeger. Het werd een mooi gesprek. Wat is de hele wereld? Hoe lang is lang geleden?”

Goed waarnemen kan hierbij een belangrijke rol spelen. ‘Wat zie je allemaal?’ ‘Heeft iets ook een voor- en achterkant?’ ‘Wat is het totaalbeeld en wat zijn de onderdelen?’ 

De juf voelt zich op haar sterkst als ze meegaat in het onderzoekende van haar kinderen, van vragen, naar niet zeker weten, naar ontdekken. Zij speelt in op de behoefte van de leerlingen om spelend de werkelijkheid te verkennen, ze biedt spelsituaties aan, ruimtelijke beelden of constructieve uitdagingen waarbij ‘echte’ situaties het uitgangspunt zijn. Jeffrey manipuleert deze al spelend tot een eigen wereld. De juf begeleidt Jeffrey in het zoeken van oplossingen, verkennen van emoties, ervaringen en ideeën van zichzelf en de ander.

“Zelfstandig een toneelstuk maken, is wat Jeffrey het liefste doet. Als ik hem voldoende kaders geef, dan gedijt Jeffrey daar het beste bij. Als hij te veel zelf moet bedenken, raakt hij in de war en snel gefrustreerd. ‘Juf, ik snap het gewoon niet.’ Zo geef ik bijvoorbeeld een scèneopdracht over een slaapkamer waar ineens een geheime deur in een muur wordt ontdekt. Het begin van de scène is bij iedereen hetzelfde, de rollen ook, maar wat er achter de geheime deur zit, dat mag iedereen zelf bepalen.”

Kenmerken van de culturele ontwikkeling van 6- tot 8-jarigen

Kinderen op deze leeftijd beschrijven zichzelf in termen van vaardigheden en minder via hun uiterlijk: “Ik kan goed knikkeren”, “Ik kan niet voetballen.” Ze weten wat ze goed kunnen en waar ze minder talentvol in zijn

Leerlingen delen hun verbeelding en vullen elkaar graag aan. Wat ze waarnemen wordt nagebouwd en nagespeeld en voor een deel verbeeld. Ze spelen de wereld na, maar manipuleren deze tegelijkertijd en creëren zo hun eigen verhalen, werelden en objecten. Ze zijn zeer geïnteresseerd in zaken die gek of onmogelijk zijn en afwijken van het gewone. Door het (na)spelen analyseren ze de wereld.

Het verbeelden stelt leerlingen in staat hun hersenen zich te laten aanpassen aan nieuwe taken. en om situaties te oefenen zonder dat dit gevolgen heeft. Ze houden van schema's en regels en houden zich daar graag aan vast: moreel realisme.

Ze leren dat mensen verschillend over een situatie kunnen denken als ze verschillende informatie hebben.

Leer Fleur kennen (9 jaar)