“Ik heb glanshaar en rode schoenen.”

Als je de juf van de kleutergroep vraagt: wat typeert jouw leerlingen, wat is nu echt een kind van 5 jaar? Dan wijst ze op Ana.

“Ik heb glanshaar en rode schoenen.”

Ontwikkeling

Ana is enorm nieuwsgierig. Ze ontdekt al spelend de wereld om zich heen. Werkelijkheid en fantasie lopen heel gemakkelijk in elkaar over. Ze kan je best vertellen of dat wat ze ziet echt is of niet. Maar toen ze een voorstelling zag met een enge draak, was ze wel echt bang.

“Als ik een heks speel dan is dat té spannend. Maar als ik zeg dat we ‘een grappige heks’ spelen, dan kan het wel. Pas zei ik dat ik de koningin ging halen. Ik kom even later binnen met een kroontje en een bontjas, daar gaat Ana helemaal in mee: dan ben ik voor haar de koningin en niet de juf.”

Ana heeft een rijke fantasie. Met haar vriendinnetje kan ze eindeloos verhalen verzinnen bij het spelen met de knuffels.  Denken en doen is voor Ana één. Ze ziet iets gebeuren en reageert direct. Als ze muziek hoort, gaat ze dansen, dat kan niet zonder elkaar.

Ana’s geheugen ontwikkelt zich, ze kan terugdenken aan iets wat zij heeft meegemaakt en vertellen wat er toen gebeurde. Ze kan zich ook een voorstelling maken van iets wat nog moet komen. Ana heeft ontdekt dat andere mensen iets anders kunnen denken dan zijzelf. Zij wordt er zich al meer bewust van dat wat zich in iemands hoofd afspeelt, iets anders is dan wat er daadwerkelijk gebeurt.

Wat gaat Ana vooral ontdekken en ontwikkelen binnen cultuureducatie?

Ana is actief bezig met betekenis geven en ontdekt daarin nieuwe mogelijkheden. Ze verkent de relatie tussen wat zij concreet waarneemt en wat de gebeurtenis haar vertelt. Zij wordt er zich bewust van dat vormen betekenis kunnen hebben voor haarzelf en voor anderen en dat zij daarmee kan spelen. Ze heeft een slak op het toetsenbord van de computer ontdekt. “Dit is de slak: ~.” Ana onderzoekt spelenderwijs de mogelijkheden van materialen, van gereedschappen, van haar eigen stem en vooral van haar eigen lijf en ze staat open voor toevallige ontdekkingen.

“Als voorbereiding op een bezoek aan het kasteel nam ik een koffer met voorwerpen mee. Samen met de kinderen open ik die koffer. Van wie is die koffer? Wat zit erin? Ana ontdekt dat sommige voorwerpen zwaar zijn en andere heel licht. Ze vindt het paarse flesje ruiken naar oma. Met een vergrootglas ziet ze dat haar duim er eigenlijk heel grappig uitziet. De hoed met veren, wat denken jullie, is die heel oud of nieuw? Ze zijn echt aan het onderzoeken en met die onderzoekersgeest gaan we ‘s middags het kasteel in.”

Maar ze gaat ook al meer maken wat zij bedenkt, er komt meer verhaal in haar tekeningen en in haar spel. Bij het zien van beelden en voorstellingen, bij het samen lezen van prentenboeken, herkent ze de verbinding met de dingen die zij kent uit haar eigen leven. Ze geniet van de humor die ze daarin ontdekt, en van het spel met echt en niet echt. Ze laat zich nog helemaal meenemen in een verhaal.

 

 

Doordat Ana’s geheugen zich verder ontwikkelt kan ze met herinneringen spelen, herinneringen gebruiken om tot iets nieuws te komen en om zich een voorstelling te maken van nieuwe gebeurtenissen. Ze ontwikkelt al meer een beeld van wie Ana is, waar ze van houdt, wat ze kan.  Ze gaat zich meer inleven in anderen en begrijpen dat een ander vanuit zijn gevoel of idee reageert.

“Zelf geluiden verzinnen is voor een kind als Ana geen probleem, maar soms moet ze even ervaren dat dat mag. Ik werk met bodysounds: klappen, stampen, klakken met de tong. Na een paar keer `meteen meedoen’ met voorbeelden vraag ik wie zelf iets wil bedenken. Ana steekt meteen haar vinger op. Met een trots gezicht doet Ana precies hetzelfde als ik net voordeed, want ze heeft gezien dat dat net `goed’ was. Dan vraag ik haar of ze zelf nog iets anders wil bedenken. Dan klapt ze zachtjes op haar benen. Trots. Zelfbedacht.”

Wat vraagt dat van de leerkracht?

Ana’s juf geeft haar veel ruimte om zelf op ontdekking te gaan. Zij zoekt het liefst naar een opdracht die genoeg houvast biedt om aan het werk te gaan, maar ruimte laat voor alle mogelijke invullingen.

“We deden een Stopdans – thema bomen: ik laat drie plaatjes zien met bomen. Voorbeeld: klein boompje, lenteboom, herfstboom. Ik neem samen met Ana door hoe je die drie bomen in je lijf kunt maken. Voorbeeld: klein bolletje, grote en ronde kruin, scheef en kale takken. Door het aanreiken van ideeën geef ik Ana een houvast. Nadien vraag ik Ana of ze van zichzelf een andere boom kan maken, een fantasieboom. Daarmee breng ik haar eigen creativiteit en verbeelding op gang. Je ziet het gebeuren: Ana ontdekt allerlei mogelijkheden met dans binnen het thema bomen.”

“In de liedjes uit Jazz in de klas (mijn eigen boekje) heb ik bewust gekozen voor de afwisseling `veilig’ en `improviseren’. In elk lied zitten veilige delen: die zing ik met de hele klas. Er zitten korte, duidelijke open ruimtes in de liedjes waar de kinderen kunnen improviseren op instrumenten, ze weten wat ze mogen doen en op welk moment. Bij kinderen als Ana leidt dat tot mooie resultaten: ze weet wat ze mee kan doen met de rest van de groep en begrijpt wanneer ze zelf iets mag verzinnen.”

Door vragen te stellen helpt de juf Ana met het gaan herkennen van betekenis, gevoel, eigen gedachten: “Vertel eens, wat zie je, wat hoor je, en jij, wat komt daarbij in jouw hoofd op?”

Met Ana en de andere oudste kleuters kan ze daarbij ook teruggrijpen op eerdere ervaringen, ook al van wat langer geleden. Ze gaat samen met de kinderen op zoek naar woorden om het te benoemen. 

“Je zo op te stellen dat je je verhaal, in ons geval een interactieve rondleiding, zo open opstelt dat Ana eigenlijk het verloop bepaalt. Het gaat niet om wat ik haar wil vertellen, het gaat om Ana’s eerste kennismaking met kunst en wat zij daarvan maakt. Meestal loopt een rondleiding dan compleet anders dan ik bedacht had, maar aan het eind heb ik zelf heel veel nieuwe inzichten en zijn de leerlingen ‘mede-eigenaar’ van het programma.”

En ze is verrast over de verschillende woorden en verhalen die er naar boven komen. Zij waardeert en stimuleert de vrijheid die de kinderen hierin hebben.

Als Ana’s juf haar leerlingen wil laten oefenen met een vaardigheid (knippen, kleuren mengen, hoog en laag in muziek of beweging), dan geeft ze een gerichtere opdracht. Het oefenen met de techniek gaat spelenderwijs, zij daagt Ana met een vraag uit om te ontdekken wat zij met het nieuwe materiaal of techniek kan doen en laten zien. Het gaat om de creatieve, veelal nieuwe ontdekking.

Kenmerken van de culturele ontwikkeling van 4- tot 6-jarigen

Het zelfbeeld van kleuters is vooral gebaseerd op concrete waarneming: 'Ik heb staartjes’. ‘Ik ben 5’, ‘Ik heb een hond’. Dit zelfbeeld is vaak positief omdat zij hun grenzen nog niet kennen; omdat zij nog geen onderscheid kennen tussen hun daadwerkelijke zelf en hun ideale zelf, en omdat zij nog weinig vergelijkingen maken met hun leeftijdsgenoten. 

Jonge kinderen hebben een sterk voorstellingsvermogen en fantaseren verder op concrete eerdere waarnemingen. Daardoor zijn ze goed in staat om zelf verhalen en gebeurtenissen vorm te geven. Onder begeleiding kunnen de verhalen en verbeelding omgezet worden in woorden.

Rond het vierde jaar begint de ontwikkeling van het autobiografisch geheugen, waardoor een kind persoonlijke herinneringen kan ophalen, vergelijken en ermee spelen. Deze herinneringen gebruikt het kind om betekenis te geven aan de wereld. Kinderen worden er zich voor het eerst bewust van dat iedereen zijn eigen gedachtes, gevoelens en ideeën heeft, en dat die dus anders kunnen zijn dan die van henzelf. Bij kleuters lopen eigen ideeën en die van anderen vaak door elkaar.

Jonge kinderen reflecteren op zichzelf door het opmerken en herkennen van geuren, klanken, beelden, geluiden en tast, en door deze te koppelen aan eerdere ervaringen. Ze reflecteren gebeurtenissen door deze na te spelen of door te fantaseren over mogelijk toekomstige gebeurtenissen. Door spel oefenen kinderen vaardigheden en leren daarmee makkelijker divergent en probleemoplossend te denken.

Leer Jeffrey kennen (7 jaar)